De moeder van Ritsko van Vliet overleed toen hij twee jaar was. Door het artiestenleven van zijn vader verbleef hij tijdens zijn jeugd bij meer dan tien pleeggezinnen in Leeuwarden. In persoonlijke verhalen vertelt Ritsko over zijn jeugdervaringen en de buurten waar hij toen woonde. Dit keer deel drie.
In mijn pubertijd zat ik in een pleeggezin aan de Tesselschadestraat. Op een dag kreeg mijn vader onenigheid met mijn pleegmoeder. Ze had de bloemen die ik aan mijn jarige tante gaf bij de maandelijkse afrekening gezet, terwijl ik in mijn onschuld tegen pa had gezegd dat haar man die bloemen op zijn werk had gekregen. En dus ging ik in de zomer van 1966, veertien jaar oud, naar een nieuw gezin aan de Trompstraat 48.
Gepoederd met een laagje meel De familie Sprietsma was een echt arbeidersgezin. Sprietsma werkte op het Noordvliet bij Koopmans Meelfabriek. Als hij moe van het sjouwen thuiskwam, klopte zijn vrouw hem af in de achtertuin. Ik zie nog de rozen voor me, gepoederd met een laagje meel. Het was een hele verandering: van de gegoede stijve familie van de Tesselschadestraat naar dit eenvoudige, maar warme gezin. Ze hadden één thuiswonende zoon en twee andere kwamen geregeld met hun pronte vrouwen langs. Zondagen met een overvolle etenstafel, gezellige verjaardagen met een flesje bier en Sinterklaas die een tobbe vol pakjes achterom bracht. Tussen de stoere kerels zag ik op een kleine zwart-wit teevee Ajax in de mist winnen van Liverpool.
Streng verhoor
Op een dag stond de kinderbescherming op de stoep. In mijn nieuwe kamertje onderwierp een strenge mevrouw mij aan een verhoor. Of ik mij hier wel thuis voelde en wat diepere vragen waar een puber alleen maar oppervlakkige antwoorden op wil geven. Onlangs vond ik een agenda uit 1968, die ik als dagboekje gebruikte. Daaruit blijkt wel dat ik echt happy was. Voor mij was eindelijk aandacht, mijn flauwe mopjes werden met gelach ontvangen. Ik ontpopte mij tot een sfeermaker, soms tot vervelens toe.
The summer of love
Ultrakort wollen rokje
Ik was een jongen die op weg was om een man te worden. Er was maar weinig nodig om alle bijbehorende gevoelens aan te wakkeren. Nancy Sinatra, in een ultrakort wollen rokje bij mij aan de wand, maakte al het nodige los. Inderdaad Something Stupid. De agenda verhaalt van alle verliefdheden. Jetta, de droom van de Bleeklaan. Corrie uiJetta, de droom van de Bleeklaan. Corrie uit Zwolle, die in Friesland een heropvoeding kreeg. Mijn oudere buurmeid Sjammie, die al wist hoe ze jongens moest inpalmen. Debbie, de knappe zuster van mijn Indische klasgenoot. Het hockeymeisje Catrien viel uiteindelijk voor mijn avances. Ik leerde haar kennen tijdens een schooluitwisseling in Assen. Met haar heb ik twee maanden, zoals dat toen heette, gecorrespondeerd. Eerst hunkerend, met complimenten in superlatieven, op het laatst moeizaam zoekend naar een strelend woord.
Rivaal in de liefde
Grote vriend Jopie Terwijn uit de Jacob Binckesstraat was mijn rivaal in de liefde. Volgens mijn dagboek schaatste hij geniaal (ik harkte maar wat) en wilde hij Jetta ook hebben. Onlangs zocht ik Joop via Facebook op en hadden we na ruim vijftig jaar weer contact. Jetta? Hij kon zich er niets meer van herinneren. Wat hij wel wist waren de vele damavonden. Het dagboek vermeldt een tussenstand van 74-80 in zijn voordeel.
Those were the days
Maar ik moest ook weer weg uit de Trompstraat. Mevrouw Sprietsma had last van reuma en iemand extra in huis werd haar teveel. Op vier maart staat een grote streep door mijn agenda. Die dag laat ik een zeldzaam mooie anderhalf jaar achter mij. Ik heb nooit meer iets in die agenda geschreven. Het was voorbij met de verslagjes van een doodgewone dag, de verliefde zinnetjes, de pubergedachten gevangen in woorden. Gelukkig heb ik met Joop afgesproken om die tijd eens terug te halen. Het zal wel een potje dammen worden. Met weinig woorden, maar met blikken die elkaar begrijpen. En op de achtergrond Radio 192 met de hit uit 1968. Those were the days. ■