Veel bedrijven uit de jaren zestig, zeventig en tachtig zijn allang uit het straatbeeld verdwenen. De Leeuwarder Seniorenkrant nodigt oud-eigenaren uit om in de schaduw van hun eigen pand te vertellen over toen.
Veertien was Theo de Wal toen hij voor het eerst groente en fruit ging venten. Na twee jaar ULO op de Julianaschool wilde hij het vak in van zijn vader. De Wal senior had een groentezaak in de Steijnstraat achter het Diaconessenziekenhuis. Hij protesteerde niet toen Theo aangaf te willen werken. Het viel niet mee om een gezin van acht kinderen te onderhouden. Met zijn zoon op de bakfiets langs de deuren kwam er immers extra geld binnen. Na een paar jaar zag de jonge De Wal mogelijkheden op de markt. Senior stribbelde nog wat tegen, want hij vond dat een groentezaak met deftige klanten van de Spanjaardslaan niet op de markt hoorde te staan. Maar Theo dreef zijn zin door en stond al gauw op markten van onder andere de Nieuweburen en de Menaldumerstraat.
In 1958 kreeg hij zijn vaste plek op het Zaailand in de rechterhoek tegenover het oude gerechtsgebouw. Daar groeide hij uit tot een bekende Leeuwarder, die met luide stem over het Wilhelminaplein schalde: “Aardbeien, aaaardbeiennnnn.”
Samen met Feikje
“Ik was achttien toen ik na vier jaar in de zaak van mijn pa voor mijzelf begon”, vertelt Theo. “In 1997 stopte ik, mijn schouders waren op. Ik zat veertig jaar in het vak, maar was nog maar vierenvijftig jaar oud. Vanaf dat moment legde ik mij nog meer toe op het leveren van groente en fruit aan grote instellingen.” Veel Leeuwarders weten niet anders dan dat zijn vrouw Feikje altijd naast hem in de marktkraam stond. “Vanaf het moment dat we trouwden. Dat Feikje gelijk als getrouwde vrouw meewerkte had een duidelijke reden. Ze zat op kantoor bij C&A. Op vrijdag riepen de collega’s weleens: hoor, daar heb je die groenteman weer te razen. Zij wisten niet dat wij verkering hadden. Feikje werd ontslagen toen wij trouwden. Zo ging dat in die tijd.”
Doorzakkers en baldadigheid
Een rustig leven was het niet. “We moesten echt aanpoten. Dan is het fijn dat je vrouw meewerkt in de zaak. Die wist wat er nodig was om zo’n bedrijf te runnen.” Theo zat meestal op woensdag in alle vroegte op de veiling. Vaak op de Huizumerlaan, te midden van wel tachtig Leeuwarder collega’s. “Toen had ieder wijkje naast een kruidenier en tabakswinkel ook zijn eigen groenteboer.” Op vrijdag toog hij om drie uur in de ochtend naar het Zaailand om de kraam in te richten en de groente en het fruit uit te stallen. “Soms stond er dan een auto in de weg en liep ik eerst naar de Doelesteeg. De eigenaren van de vierwielers zaten meestal in de Wynkup of Bar Koos aan de bar. Het waren vaak dezelfde doorzakkers, dus ik wist wie ik aan moest spreken.” Minder leuk waren de dronken jongeren die uit baldadig heid kisten met groente over straat gooiden en er dan gauw vandoor gingen. “Op een keer gebeurde dat weer en vlogen drie Chinezen achter eentje aan. De karatemannetjes leverden hem bij mij in, zodat hij zijn excuus kon aanbieden.” Theo zag met lede ogen aan dat het nachtleven verloederde. “Het werd op dat vroege tijdstip steeds drukker op het Ruiterskwartier. Agressiever ook. Ik heb daar veel zien gebeuren. Tot aan paartjes toe die de nog lege kraam gebruikten voor een wippie.”
Tennissen met het hele gezin
Was er nog wel een leven naast dit harde werken? “Eerst niet. Dit was ons leven, we wisten niet beter. Toen we ouder werden en de kinderen groot waren, beseften wij dat we ook tijd voor onszelf moesten nemen.” Zelfs de dochters Jellie en Geertruida hielpen mee in de zaak. Tussen het studeren door zaten zij regelmatig groente te snijden. “Wij woonden net op de Troelstraweg, toen wij als gezin lid werden van tennisclub De Bontekoe. Dat was een mooie tijd. Gezonde ontspanning met een biertje na afloop in de kantine of op het terras.”
Gouden momenten
Terwijl Theo tijdens het interview op het terras bij Wouters een slokje koffie neemt, piept zijn mobiel. “Kijk, nog iedere dag krijg ik de veiling prijzen door. Het laat je nooit helemaal los. Als het op vrijdagochtend slecht weer is, denk ik gelijk aan mijn oud-collega’s die weer een dag moeten bikkelen. Dat gaat nooit over.” Als hij later voor de foto op het Zaailand zijn scootmobiel parkeert op de plek waar veertig jaar zijn marktkraam stond, kijkt hij naar het pand van ’t Wapen van Leeuwarden. “Iedere vrijdag begonnen wij daar als marktkoopmannen de dag met een bak koffie. En maar ouwe hoeren. Gouden momenten, die niemand je afpakt.”