LeeuwardenVroeger

Opa op pad

De jaren aan de druifstreek op de Willem Lodewijkschool

Ritsko van Vliet is sinds eind 2021 opa. Iedere dinsdag past hij op zijn kleinzoon Julian. Weer of geen weer: Ritsko neemt de kleine mee de stad in. Deze ommetjes brengen herinneringen naar boven aan zijn eigen kindertijd. In persoonlijke verhalen vertelt Ritsko over deze jeugdervaringen in de Friese hoofdstad van de jaren vijftig en zestig.

Sinds kort mag kleinzoon Julian voor op de fiets. Dat maakt onze opadag gelijk een stuk mobieler. Zo kwamen we ineens terecht op de Druifstreek, bij het oude gebouw van de Willem Lodewijkschool. Na de scheiding van mijn vader en mijn Duitse stiefmoeder kwam ik daar in de tweede kleuterklas. Ik woonde met mijn vader bij mijn grootouders op de Eewal en dat werden de warmste jaren uit mijn jeugd. Uiteindelijk ging ik na vijf en een half jaar naar de Wilhelminaschool in de Fonteinstraat, omdat opa en oma naar een rusthuis gingen. Ik moet er niet aan denken dat Julian zo vaak van de ene naar de andere plek moet verhuizen.

Mijn oma was een zorgzame, maar ook bezorgde vrouw. Als na de zomer de temperatuur ook maar iets daalde, dan lag er op de stoel in de slaapkamer een lange broek klaar. Ik haalde dan stiekem de korte broek weer uit de wasmand en trok die vlak voor het naar school gaan aan. Ik wilde in de klas zeker niet de eerste zijn met een lange broek. Toen ze dit na een paar dagen doorhad, controleerde ze me bij de voordeur. Ik kon er niet meer onderuit. Met een ‘moet dat nou gezicht’ rende ik in lange broek de Grote Hoogstraat in. In de Oude Oosterstraat liep ik steeds langzamer, tot ik na lang dralen op de hoek van de Druifstreek uitkwam. Ik klemde mijn handen om een spijl van het schoolhek en keek met uitgerekte nek om een hoekje naar de spelende kinderen. Opgelucht zag ik een paar klasgenoten ook in een lange broek lopen. Stoer sloot ik mij bij hen aan en keek wat minachtend naar de scholieren die nog in een korte broek rondliepen.

Spijl uit het dijbeen

Knap hoe de juffen en meesters alle kinderen op de tot schoolplein omgedoopte trottoirs hielden. Julian zal straks spelen op een groot plein, keurig afgesloten met net iets te hoge hekken. Onze stoep voor school was weliswaar breder dan een gemiddeld trottoir, maar al stoeiend zijn er regelmatig kinderen rakelings langs een passerende Solex of Daffodil gerend. De oudere kinderen hadden hun speelkwartier op het voorplein van gevangenis De Blokhuispoort. Gelukkig speelde ik daar eerst nog niet, want het was ook de ingang van het Stadsziekenhuis. Je kon het zien als er linksboven achter het grote raam geopereerd werd. Het bracht bij mij vage beelden naar boven van het ongeluk van mijn moeder. Eén leerling moet wel blij geweest zijn dat het  ziekenhuis zo dichtbij was. Hij was tegenover onze school met zijn been in een spijl van een ijzeren hek terechtgekomen. Ik zag de punt er bij zijn dijbeen weer uit komen. Het driehoekige stukje ijzer is door een
werkman afgezaagd. De ongelukkige jongen werd voorzichtig van de omheining gehaald en in gezwinde draf naar het ziekenhuis gedragen. Een maand later zag ik hem weer vrolijk huppelend naar school gaan. Ik kwam hem later nog vaak in Leeuwarden tegen. Het eerste waar ik dan naar keek was zijn linker bovenbeen.

Toevlucht voor de zwijnen

De Willem Lodewijkschool was een hervormde school. Wel christelijk, maar voor die tijd allemaal wat losser dan de gereformeerde scholen. Zo had ik in de vierde klas les van meester Karst. Hij keek altijd chagrijnig, behalve als hij de schoolweek opende. Dan kon hij zich uitleven op zijn dwarsfluit. Wij zongen psalmen en gezangen met hem mee, qua tempo net wat sneller dan het orgel van de Koepelkerk. Vaak hadden wij onze eigen ondeugende tekst-en. “Een vaste burcht is onze God een toevlucht voor de zwijnen.” Onze muzikale meester hoorde dat toch niet. Als een bevlogen artiest improviseerde hij tussen twee coupletten door nog een extra riedeltje uit zijn instrument. Later zag ik Berdien Stenberg op televisie Rondo Russo spelen en zag ik zijn gezicht steeds achter haar tevoorschijn komen. Overigens had ik te doen met mijn klasgenootjes voor in de klas. In zijn enthousiasme spetterde meester Karst wel eens wat flieber over de dwarsfluit heen. Papieren zakdoekjes had je toen nog niet, ze moesten het dus maar op laten drogen.

Echte straf

Nu Julian en ik met zijn moeders fiets voor de school staan, moet ik denken aan die keer dat ik na moest blijven. De reden kan ik mij niet herinneren. Met een dikke zeven voor vlijt en gedrag zal dit toch een uitzondering zijn geweest. Ik droeg de straf met opgeheven hoofd, tot ik door het raam mijn vader met zijn fiets zag staan. Druk in gesprek met juf Plet. Met een dikke frons wegduikend onder de vensterbank vroeg ik mij af: wat doet hij daar, hij moet toch werken? Hij wilde mij vast verrassen met een tochtje naar de spoorlijn richting Sneek bij het in aanbouw zijnde industriegebied De Zwette. In het weekend waren dat mooie uitstapjes, waarbij ik mijn vader even voor mezelf had. Juf Plet was echter onvermurwbaar en liet mij niet gaan. Vanachter de bloempotten met fuchsia’s zag ik mijn vader afdruipen. Mijn echte straf was die sneue blik van mijn pa toen hij de hoek om ging. ■

Tags
Show More

Related Articles

Geef een reactie

Back to top button
Close
Close