Mienskip. Het woord zal vaak vallen tijdens het interview met Jannewietske de Vries (59), burgemeester van Súdwest-Fryslân. Ze kreeg namelijk met de paplepel ingegoten dat je altijd iets voor de ander kunt betekenen. Ze heeft er haar levenswerk van gemaakt.
Als kind droomde ze ervan om bergbeklimmer te worden. Of schaatser. Toneelspeler. Ambassadeur. Oftewel: haar interesse was breed en besloeg kunst, cultuur, muziek, poëzie, literatuur en theater. Die brede interesse kreeg ze mee van haar ouders, die actief betrokken waren bij de mienskip. ‘We kwamen bij veel mensen over de vloer en er kwamen veel mensen bij ons over de vloer.’ Wat ze ook meekreeg was dat je het nooit moet nalaten als je iets voor een ander kunt doen. ‘Als wij het al niet doen, wie dan wel?’ vond haar vader, die actief was in de politiek en meedeed aan het programma Het Lagerhuis van Paul Witteman. Die betrokkenheid was allerminst een opgave, het gezin beleefde er plezier aan.
Ze groeide op met twee broers, zij als middelste. Haar vader komt uit een groot boerengezin. Hij en zijn zussen kregen de mogelijkheid om naar de kweekschool te gaan, iets wat niet vanzelfsprekend was in die tijd. Haar moeder ging al op jonge leeftijd werken. Er werd muziek gemaakt in het gezin, gesport, gereisd. Haar opvoeding ziet ze als een mooie bodem. ‘Ik heb geleerd dat er veel kan. Ik ben geen nee-zegger, als er iets op mijn pad komt zeg ik ja.’
De Vries ging studeren. Onderwijskunde, rechten en als bijvak kunstgeschiedenis. Daar komt die brede interesse weer om de hoek kijken. ‘Ik kon niet kiezen’. Ze belandde in de politiek, net als haar vader. Op haar 28e werd ze raadslid voor de gemeente Boarnsterhim. Ze kijkt met een enigszins meewarige blik naar de vrouw van toen: ‘Ik had toen sterkere meningen dan nu. Als ik teksten uit die tijd lees… Met de jaren ga je meer relativeren, krijg je meer oog voor andere gezichtspunten.’
Werken voor een bedrijf trok haar niet. Ze wilde voor de overheid aan de slag, omdat ‘de winst de maatschappelijke winst is, niet de individuele, dat is wat mij drijft, de publieke zaak; wat kan ik betekenen voor de mienskip, het algemene belang.’
Dat geldt in zekere zin ook voor haar broers. Haar ene broer is wetenschapper, ecoloog, de ander is directeur van Sport Fryslân. Alle drie zijn ze behept met een optimistisch, positief gemoed en een groot, aanstekelijk enthousiasme. Zet ze bij elkaar en de ideeën vliegen over de tafel. Ideeën die overigens wél tot concreet resultaat moeten leiden.
Een van die ideeën was Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018. Vanaf 2007 maakte De Vries zich er sterk voor. ‘Ik wilde perspectief creëren. Hoogopgeleide jongeren trokken weg, net als grote bedrijven. Ik wilde voor nieuwe verbindingen zorgen.’ Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 was een enorm succes. Voor de stad, voor Friesland. Het zette de stad en de provincie op de kaart. Daarna belandde De Vries even in een dip. Want, wat nu, nu die grote droom was uitgekomen?
Toen was daar, in september 2018, het burgemeesterschap van de mooiste gemeente van Friesland. Ze ging in haar eerste jaar alle dorpen en kernen langs, 89 in totaal. Twee vragen stonden centraal: waar ben je trots op, wat kan beter? Het viel haar op dat de meeste mensen zeiden dat ze hier zo mooi woonden en dat ze het zo goed hadden met elkaar.
Senioren maken een groot deel uitvan de gemeente. 17,5% van het aantal inwoners behoort tot de groep
70-plussers, zo’n 16.000 mensen. Ook voor senioren geldt: vitaal blijven en je talenten blijven ontwikkelen, een heel leven lang, vindt De Vries. ‘Zeventig is het nieuwe vijftig. Senioren fietsen, varen, wandelen, passen op de kleinkinderen, studeren.’ Ze zijn actief en betrokken, valt De Vries op. ‘We hebben veel vrijwilligers, bijvoorbeeld in dorpstuinen. Ze geven hun kennis weer door aan de jongere generatie. Of ze beginnen kleine bibliotheken. Ze zijn van grote waarde en betekenis voor de mienskip door hun ervaring en betrokkenheid. Ze houden de mienskip vitaal.’ Het mooie van die mienskippen is, helemaal in deze tijden van corona, dat men naar elkaar omkijkt. ‘Er zijn veel mensen die de oorlog hebben meegemaakt. Ze hebben zoiets van: we redden ons ermee.’
Haar vader behoort tot de groep kwetsbaren. Hij is dementerend. De Vries is mantelzorger, haar vader woont bij haar in. ‘We waren een keer in Italië op vakantie en maakten kennis met een grote boerenfamilie. Sindsdien zijn we bevriend. We zagen hoe alle generaties op een heel natuurlijke manier bij elkaar woonden. Toen mijn ouders moesten verhuizen vanwege hun leeftijd besloten we een boerderij te kopen en een appartement in te richten voor mijn ouders.’ Zo woonden ze tien jaar, tot haar moeder overleed. De Vries houdt in de contacten met haar vader de anderhalve meter in acht, draagt een mondkapje en wast haar handen vaak. ‘Meer kan ik niet doen.’
Ambassadeur. Toneelspeler. Schaatser. Bergbeklimmer. Het zijn beroepen die zich kenmerken door een wijde blik, de wens om de wereld in te trekken. Toch bleef ze altijd in Friesland. ‘Friesland is de mooiste provincie en deze gemeente is de mooiste gemeente. Ik ken de mensen hier als geen ander, daarom kan ik hier van betekenis zijn.’ ■