Mijn eerste vrouw, Truus Wink, leerde ik in 1971 kennen toen ik in de Muizeval in Heerenveen diskjockey was. Haar ouders werkten zomers in Huis ter Duin in Noordwijk. Hun flat was dus een uitstekende plek om een jonge liefde op te laten bloeien. Toen het serieuzer werd, woonden wij officieel bij hen in. Dat was niet bevorderlijk voor onze relatie en we gingen uit elkaar. Na weken met de ziel onder de arm te hebben rondgelopen, besloten we toch met elkaar verder te gaan, maar dan wel op onszelf. We kochten in 1974 een woning in de Vegelinstraat. Trots riep ik dat wij in de hoofdstraat woonden en niet in één van de acht Vegelindwarsstraten.
De woning was van een oude dame, die er ruim veertig jaar van haar leven had gewoond. Een fikse verbouwing was meer dan nodig. Met gemeentelijke subsidie en veel doe-het-zelf inzet creëerden Truus en ik een waar starterspaleisje. Achterin een open keuken met een barretje. Voor een trendy zitkuil, waar het oranje hoogpolige tapijt tot schouderhoogte doorliep. In het midden een lamp met een door Truus gehaakte lampenkap.
Uitgebreid snacken bij automatiek Braaksma
Dat verbouwen deed ik met mijn artiestenvriend Theo van der Geest. Het materiaal haalden we bij Bob van Daalen op het Noordvliet. Hout, maar ook zakken geelband om in jaren zeventig stijl de muren van de zitkuil te voorzien van een grove structuur. Het lastige was dat tegen over Bob de automatiek Braaksma zat. Iedere keer na het volladen van de Peugeot 405 Break liepen wij naar de overkant om daar uitgebreid te snacken. Ik zei: “Ik heb Truus beloofd dat die gipswanden van daag klaar zijn, maar we hebben nog maar twee uur. Theo beweerde met volle mond dat dit moest lukken. Thuisgekomen gooiden we het gips met de Franse slag in hoog tempo tegen de wanden en deden daar verder niets meer aan. Toen Truus de voordeur opende, nestelden wij ons zo nonchalant mogelijk in de zitkuil. Mijn vrouw, lerares aan de kappers vakschool en in de weekenden het vrouwelijke deel van de illusie-act Ritsko en Thérèse, kwam binnen en was onder de indruk. “Dan heb je na een hele dag zwoegen wel eer van je werk”, zei ze.
Als in een gangsterfilm
De Vegelinwijk was een gezellige volksbuurt met diverse bewoners. Oudjes die hun tijd uitzaten, grote gezinnen, minderbedeelden, jong getrouwden en studenten. In de Vegelindwarsstraat tegenover ons woonde een man die zo zijn eigen leefregels had. Iemand die je met de nodige voorzichtigheid moest benaderen. Als hij ’s nachts met de auto terugkwam van een avondje stappen, ging dat gepaard met het nodige motorlawaai. Op een nacht werd het Truus te veel. Zij opende de balkon deur en riep hem tot de orde. Dat viel niet helemaal goed. De kracht patser pakte een lang stuk steiger hout en probeerde haar daarmee te intimideren. Ik sloop naar beneden, tijgerde de zitkuil in en belde de politie. Op het moment dat de agressieve buurman een bijl uit zijn achterbak haalde, stoof een politiewagen de straat in. Als in een gangsterfilm openden zij de deuren en gingen er gehurkt met getrokken pistool ach ter zitten. “Mut dat nou su?” riep de inmiddels gekalmeerde dronken man. De agenten kregen hem zo ver dat hij in zijn eigen auto (!) achter hen aanreed naar het bureau. Na een borrel voor de schrik gingen wij weer naar bed.
Een paar uur later werd ik wakker van de stem van dezelfde buurman. Het zal toch niet opnieuw beginnen, dachten we. Ik liep naar beneden en deed heel voorzichtig het voordeurluikje open. “Ritsko, dy moaie kat fan jimme sit hier foar de deur.” In de consternatie was één van onze dure Perzen ontsnapt. “Must ‘m binnenlate, foardat iemand dyn beeske metnimt.”
Witte kerstscène in de gang
In de barre winternacht van 14 februari 1979 teisterde een zware sneeuwstorm heel Noord-Nederland, waardoor het dagelijkse leven volledig stilviel. Half in slaap hoorde ik de volgende morgen gegil vanuit de gang. Truus stond tot haar enkels in de sneeuw. Door de hevige sneeuwval was de voordeur uit het slot gegaan, waardoor de gang veranderde in een winterse kerstscène. Toen ik de deur verder opende, zag ik dat het huis aan de overkant deels onder de sneeuw verdwe nen was. De Turkse overbuurman keek me door een klein gat in de sneeuwbult verbaasd aan. Met hulp van andere buren, waaronder onze kwelgeest, kon het gezin uit de hachelijke situatie bevrijd worden.
De barre winter was ook een voor bode voor het einde van ons huwelijk. In 1972 verloofd in Joegoslavië, in 1975 in Beetsterzwaag getrouwd, in 1980 in Leeuwarden uit elkaar. We hadden genoten van alle avonden met vrienden en bekenden in de zitkuil, maar we zagen de toe komst verschillend. Voor Truus eentje zonder illusies, voor mij daardoor eentje zonder showpartner. Ik bleef nog even in de Vegelinstraat wonen, totdat de gemeente het huis kocht. Om het vervolgens te slopen voor het creëren van meer parkeerplekken. Ons paleisje tegen de vlakte. Ach, de prinses was toch al vertrokken. ■