In het gezin van mijn vader waren vier broers en vier zussen. Drie broers en een zus emigreerden naar Canada. De meeste familie woont in Ontario. Samen met mijn zus ging ik onze neven en nichten en hun gezinnen ontmoeten. Hoe dat (en de voorbereiding) ging? Lees vooral verder!
Broer Anne was zeventien jaar toen hij in 1948 met de boot naar Canada vertrok. Mijn – nog enige – tante hier vertelde me met tranen in de ogen hoe erg ze dat vond. Hij was nog zo jong. Het was zeker niet gemakkelijk. Na vele baantjes ging hij bij een pompstation werken, waar hij later eigenaar van werd. Hij droeg altijd verschillende sokken en ze noemden hem dan ook ‘Mister Funny socks’.
Zus Fenna en haar man emigreerden na hun huwelijk in 1950. Nadat mijn oom in Indonesië had gediend, was er in Fryslân geen werk en geen woning. In Canada konden ze gebruik maken van de mogelijkheid dat de kerk woningen werk sponsorde. Ze bouwden een bestaan op in Hamilton. Mijn oom werd timmerman en zijn zoon woont in zijn laatst gebouwde huis. Hun huis stond open voor opvang van familieleden die later emigreerden.
Broer Roel en zijn vrouw volgden in 1952 met hun zoontje van twee en dochtertje van enkele weken oud. In Canada bouwde hij zijn eigen transportbedrijf op. De jongste broer Jolle en zijn vrouw vertrokken in 1965, met hun kinderen van vier en twee. Er was volop werk in Canada. Ze verbleven de eerste maanden bij Roel en zijn vrouw. Mijn tante wilde graag weer in de zorg aan het werk en dat kon daar, al moest ze wel opnieuw een opleiding volgen omdat haar Nederlandse diploma niet werd erkend. Ze zijn allemaal goed geïntegreerd en ze hadden een goede band. Na een soms lastige start hebben ze allemaal een goed leven gehad. Ze hadden geen heimwee want ze konden met regelmatig het ‘heitelân’ bezoeken. En ‘merke’ vieren. ‘Partoer 1 en 2 klearmeitsje’ klonk het dan ’s ochtends vroeg onderaan de trap in Mantgum, bij broer Sibbele.
VOORPRET EN STRESS
Om te kijken waar en hoe ver de familie van elkaar woont, maak ik een route om inzicht te krijgen in de reis tijden. We regelen logeeradressen en denken na over leuke souvenirs. De voorschriften en afmetingen van de bagage zorgen voor de nodige stress. Waar moet de mascara, het nagelschaartje en de medicijnen in? Tjonge, wat heb ik het er druk mee. Ik kijk zelfs naar een nieuwe, leuke kofferset. Een maand van tevoren moet je al een formulier invullen om het land in te mogen. En een app downloaden voor de vluchtgegevens.
Na de laatste, onrustige dagen is het dan zover. We reizen eerste klas in de Schipholtrein met onze twee koffers en dat is prima te doen. Mits je geen dubbeldekker treft waar je sowieso een trap op of af moet. Na het uitstappen nemen we de roltrap omhoog en zijn we er al. In de vertrekhal staan overal vriendelijke medewerkers om ons de weg te wijzen en te helpen. Bij de douane moeten mijn hoge wandelschoenen en jas uit, en mijn riem en sieraden af. Ik heb het zweet dik op de rug als er een extra controle van mijn hand- bagage volgt. Maar we mogen door en na een prima vliegreis herkennen we onze neef en nicht meteen. Ze staan met een brede lach op ons te wachten op het vliegveld van Toronto.
We ontmoeten zestig nazaten. Overal krijgen we een hartelijk welkom. Het is overweldigend en we zijn er beduusd van. Als we dat aan een van onze neven vertellen, zegt hij: “Het is belangrijk dat jullie hier zijn en onze kinderen ontmoeten, vanwege de lijn met hun afkomst. Ze hebben allemaal een ‘pake en beppe’ gehad.” In sommigen herkennen we familietrekken, zoals mijn onhandigheid: wisselen van zonnebril en leesbril, ze niet kunnen vinden en ze laten liggen. (Ik weet wel dat een brillenkoord handiger is, maar dat voelt zo oud.) Omdat we veel reizen, verruilen we een grote koffer voor een kleine. Ik ben niet zo gestructureerd als mijn zus, zo blijkt. Ze constateert: “De scherpte is er af, sinds je met pensioen bent.” Maar wie wist de code van de koffer niet meer de dag voor vertrek? Juist…
NAGENIETEN
Op deze familiemaand blikken we met veel liefde terug. Zoals de lunch met tante Anneke (86), de enige tante nog in Canada. En mijn bezoek aan de langstlevende van het gezin, mijn tante Cobe (92). Zij is onze lijn met het verleden en de verbindende factor. De kinderen en kleinkinderen van haar zus in Canada zijn dol op haar, want ze lijkt op hun – overleden – moeder.
Thuis mijmer ik nog wat na. Hebben we veel contact met de familie: nee. Is familie belangrijk: JA. Het was bijzonder om deze reis met mijn zus te maken. Drie weken met elkaar op pad, in hetzelfde bed slapen en elkaar ruimte geven: het is ons gelukt. Bedankt dat je me meevroeg op deze bijzondere reis. En ik denk nog regelmatig aan het cadeau voor mijn lief dat bij de controle uit mijn handbagage werd gevist – meer dan honderd milliliter in de hand- bagage – en wat dus niet mee mocht. Niet scherp meer, hè… ■
GROTE EMIGRATIEGOLF NA DE OORLOG
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een grote emigratiegolf op gang. Tussen 1945 en 1960 pakten zo’n 18.000 Friezen hun koff ers en namen de boot naar een ander land. Vooral Canada, Australië en Nieuw-Zeeland waren populair. Redenen voor de emigratie waren vooral een groeiende bevolking en een door oorlog verwoeste economie.