Als het even kan ga ik op vrijdag naar de markt in onze stad Leeuwarden. Een heerlijke grote markt met kleuren, geuren, haring en Pakistaanse kruiden, het geroezemoes van de bezoekers en het roepen van de marktkooplui. Alles lekker door elkaar; ik houd er van.
Ik koop vooral graag groente en fruit op de markt. En bloemen, maar daarvoor moet je eigenlijk aan het eind van de middag gaan. Dan roept de marktkoopman: “Wie maakt mij los?” Hij wil naar huis en geeft de bloemen haast voor niks weg. Voor een klein prijsje heb jij een tas vol.
Ik hoorde een van de vaste kooplui al in de verte roepen, luid en duidelijk. “Kersen, lekkere kersen!” Ik verbeeldde me even dat hij een Amsterdams accent had, maar dat zal wel niet zo zijn geweest.
“Kersen, lekkere kersen!” Ik stond in de rij voor de groenten- en fruitkraam te wachten op mijn beurt. Op een gele streep, op anderhalve meter afstand van mijn voorganger. Ook op de markt zijn er coronaregels. Hij bleef maar roepen. Op de repeteerstand: kersen, lekkere kersen! Ik vroeg me af of hij dat ‘s avonds nog steeds zou doen. Naast zijn vrouw (als hij die had), samen op de bank of net voor het slapen gaan in bed.
Opeens riep hij met extra stemverheffing: “Meid, wat zit je haar leuk!” Ik keek achterom, maar hij riep:
“Nee jij daar, meid wat zit je haar leuk. Ben je naar de kapper geweest?” Hij had het tegen mij. Ik schreeuwde nog net niet terug, maar antwoordde met stemverheffing: “Nee hoor, dat is mijn coronakapsel.” “Nou kun je nagaan als je wel bent geweest!” riep hij. Ik was aan de beurt en deed mijn bestelling. “Wil je kersen?” Ja, natuurlijk wilde ik kersen. En aardbeien en frambozen; ik wilde een tas vol met fruit mee naar huis.
Daarna ging ik langs de bloemenkraam en koos een mooi zomerboeket uit en nog wat perkplantjes.
Ik liep terug richting mijn fiets en passeerde de groenten- en fruitkraam van de marktkoopman. Hij riep nog steeds zijn vaste riedel. “Kersen, lekkere kersen”. Alsmaar door. Wat zou die ’s avonds schor zijn daar in Amsterdam. Met mijn haar coronaproof en mijn fietstassen gevuld met bloemen en fruit fietste ik tevreden naar huis. Ik zwaaide nog even naar mijn vriend van de markt, maar hij was mij al vergeten. De volgende keer zou ik het vragen. “Kom je uit Amsterdam?” Het leven kan soms best simpel zijn. En de kapper laat ik voorlopig maar zitten.