Leeuwarden

Logeren in de Camperstraat

De moeder van Ritsko van Vliet overleed toen hij twee jaar was. Door het artiestenleven van zijn vader verbleef hij tijdens zijn jeugd bij meer dan tien pleeggezinnen in Leeuwarden. In persoonlijke verhalen vertelt Ritsko over zijn jeugdervaringen en de buurten waar hij toen woonde. Dit keer deel vijf.

Tijdens mijn jeugd heb ik in meer dan tien huizen gewoond. Toch had ik ook een vast logeeradres: het huis van mijn oom en tante in de Camperstraat. Oom Jaap was gespecialiseerd lasser bij Ducosto. Hij was getrouwd met Tine, de zuster van mijn vader. Ze hadden twee kinderen. De oudste, Cees, was mijn één jaar oudere speelkameraad.

Het gezin De Jong loopt als een rode draad door mijn jongste jaren. Een paar uur nadat mijn moeder door een ongeluk bij de Vrouwenpoortsbrug overleed, vingen oom Jaap en tante Tine mij op. We zouden die avond toch al naar hen toe om met beide gezinnen Sinterklaas te vieren. Waar ik ook woonde in Leeuwarden, veel vakanties en weekenden bracht ik in de Camperstraat door. Ik voelde mij daar thuis en kon mezelf zijn. Genoeg ingrediënten om me gelukkig te voelen.

Soldaatje spelen tussen de grafzerken

De Camperstraat was voor ambtenaren, kleine ondernemers en arbeiders die gespaard hadden. Er stonden eenvoudige huizen, maar ze waren ruimer dan normaal met een toilet en douche. De straat eindigde bij een muur van steenhouwerij Arends. Als de grafstenen van dit bedrijf dezelfde kwaliteit hadden als deze muur, dan zijn die nu niet meer op een kerkhof te vinden. Er zaten gaten in en de muur was in het midden zo afgebrokkeld dat Cees en ik er met gemak overheen konden. Als wij onze Vietnamoorlog uitvochten, dan had dit stenen obstakel een centrale rol in ons spel. Met een pylkebuus (stuk plastic buis) als loop op een stuk hout bevestigd, slopen wij bewapend om de Dafjes en DKW’s heen richting Arends. Eenmaal over de muur probeerden we zo lang mogelijk uit het zicht van de vijand te blijven. Maar als ik met een lompe beweging een grafzerk omduwde, moesten we rennen voor ons leven om uit de klauwen van de Arends-soldaten te blijven.

The Cousins Apacely

Het was de tijd van de Britse pop met de Beatles, de Small Faces, The Animals én The Kinks. Voor Cees en mij was dat dé band. Met twee mattenkloppers als gitaar stonden wij als Ray en Dave Davies Sunny Afternoon te playbacken. We droomden van een zangcarrière en noemden onszelf The Cousins Apacely. Het is mij een raadsel waar we die naam vandaan haalden. Apace is Engels voor vlug. Als ik iets zeker niet was, dan was het vlug. Ik was het stereotiep adolescent: traag, sloom en altijd te laat. Behalve als er een voetbal binnen mijn bereik lag. Dan ging in mijn puberbrein een knop om en was ik niet te stuiten. Popster ben ik nooit geworden. In het voetbal schopte ik het tot het eerste zondagselftal van LVV Friesland. Dat lijkt talentvol maar ons team, Friesland 6, trapte op zondag altijd als eerste om negen uur af.

Vlak voor het einde gratis naar binnen

Neef Cees was ook voetbalgek. Als ik bij hem op de kamer sliep, lag ik onder een elftalfoto van Europacupwinnaar AC Milan met sterspeler Gianni Rivera. Voetballers die we alleen van plaatjes kenden. Het gezin De Jong had net als vele anderen in de straat nog geen teevee. De enige kans om voetbal op niveau te zien was bij het pas opgerichte Cambuur. Maar dan alleen op Paas- en Pinkstermaandag en Hemelvaartsdag. Als gereformeerde jongens mochten wij niet op zondag naar het voetbal. We hadden te weinig zakgeld om een hele wedstrijd te kijken. Over het hek klimmen was geen optie, omdat de bovenkant bedekt was met een soort grijze stopverf die voor altijd in je broek bleef zitten. We kwamen een kwartier voor het einde gratis naar binnen als een ijverige suppoost alvast de hekken openzette. Snel achter hem langs glippend verdwenen we tussen de brede jassen van de toeschouwers.

Weer even dat kind van toen

Ondanks mijn band met Cees en de rest van het gezin, ben ik de familie uit het oog verloren. Als karakters zich door andere interesses en verschillende levensroutes vormen, verwatert de vriendschap. Je ziet elkaar nog op bruiloften en begrafenissen en vertelt de bekende anekdotes. Een paar weken geleden zocht ik Cees op om na bijna vijftig jaar wat herinneringen op te halen. Ik vertelde hem dat ik vroeger zo jaloers was op zijn Märklin treinen. Boven op zolder had hij meters rails, waar verschillende locomotieven met wagons overheen reden. Hij stond op, wenkte me en liep de trap op. Een minuut later was ik terug in 1964. Ik zag een grote spoorbaan over twee derde van de kamer lopen, compleet met tunnels, stations en bergweides. Alles van toen in de Camperstraat had hij nog. Daar stonden de makkers van ooit. Ik deed mijn ogen dicht en luisterde naar de modeltreinen die over de rails zoefden. Even voelde ik mij weer dat kind van toen. Een kind dat wilde dat hij altijd uit logeren was. ■

Meer jeugdverhalen van Ritsko lees je hier.

Foto: Harry Dikken, collectie HCL

Tags
Show More

Related Articles

Geef een reactie

Back to top button
Close
Close