InterviewsKunst & Cultuur

“Ast dochst wêrst gelokkich fan wurdst, dan komt it altyd goed”

Piter Wilkens, ús Fryske trûbadoer

Friesland heeft zijn eigen troubadour: Piter Wilkens (63). Een troubadour is een muzikant-dichter. Een benaming die bij Wilkens past; hij vindt zichzelf vooral een tekstschrijver die zijn eigen nummers zingt. Zijn teksten zijn bijna altijd in het Fries, want “dat is de taal fan myn hert”. Ons gesprek vindt plaats aan zijn keukentafel in Marsum. De voertaal is natuurlijk Fries en een beetje pijn doet het wel om al die mooie Friese zinnen van Piter in het Nederlands op te schrijven. Maar zo kan iedereen zijn boeiende verhaal lezen.

Zanger Piter Wilkens werd geboren in Leeuwarden, als middelste van drie kinderen. Hij groeide op in Marsum, maar woonde tot zijn vierde jaar in de Valeriusstraat op drie hoog. “Mijn dochter woont toevallig in dezelfde flat”, vertelt Piter. “Tijdens het klussen kwamen er allemaal beelden naar boven. Mijn oerpake uit Stiens was veekoopman. Een markante kerel met een mooie kop. Hij ging ook na zijn pensioen nog iedere week op zijn grote zwarte herenfiets naar de veemarkt in Leeuwarden. Op de terugweg kwam hij altijd even bij ons langs. Dat zijn van die flitsen in je herinnering.”

Jeugd in Marsum

Op dit moment woont Piter in het oude huis van zijn pake en beppe Marsum (“we hiene ek in pake en beppe Ljouwert”). Zijn ouderlijk huis staat in de straat erachter. Het was een gelukkige jeugd. “We waren niet rijk, maar deden overal aan mee. Kaatsen, voetballen, volleybal, schaatsen, toneel. En er was bij ons thuis altijd muziek. Mijn ouders zaten in de Jelle Buisings Big Band, ik speelde klarinet en Engelse hoorn in het korps. Van het geld dat ik verdiende bij de bakker kocht ik LP’s. De belangstelling voor muziek is er altijd geweest.”

Zijn schoolperiode was wisselvallig. “Op de lagere school was ik niet erg gelukkig. Ik was geen doorsnee kind. Lag goed in de groep, maar de onderwijzers gaven me het stempel ‘moeilijk kind’. Mijn ouders vonden mij helemaal niet moeilijk; ik kon alleen niet tegen de autoritaire manier van lesgeven.” Piter ging naar de LTS om timmerman te worden. “Mijn pake had hier achter het huis een timmerbedrijf. Daar was ik veel. Met hout werken vond ik mooi.” Op de LTS begrepen de leraren hem wél. Hij haalde achten en negens en dus volgde de MTS Bouwkunde. “Op die school vonden ze me ook weer moeilijk. Ik was nog maar veertien, maar liet me niet zomaar vertellen dat iets niet mocht of kon. Alleen met de leraar Nederlands, meneer Betten, kon ik goed overweg. Die heeft wel eens gezegd: je zit op de verkeerde school, je moet talen gaan studeren.”

Friestalige muziek

Piter rondde de MTS met pijn en moeite af in een tijd dat het crisis was. Hij werkte een tijdje bij Julianus in Marsum, had andere baantjes en zat soms ook zonder werk. “In die tijd kocht ik een gitaar en leerde mezelf gitaarspelen. Ik trof jongens die graag een Friestalige band wilden beginnen. Dat werd Okke Hel. Het was een mooie, maar drukke tijd. Overdag werken, in de avonduren de opleiding Binnenhuisarchitectuur in Groningen en dan nog de band. “Op een gegeven moment vroeg ik aan mezelf wat ik nou het allerleukste vond om te doen. Dat was muziek maken. Toen ben ik gestopt met de studie en werken deed ik erbij, als timmerman of productiemedewerker.”

Okke Hel was een succes, maar de band viel al vrij snel uit elkaar. Het vormen van een nieuwe band mislukte. “Kroegbazen vroegen toen of ik ook alleen kon komen. Waarom niet, ik had genoeg liedjes liggen.” Die avonden met de akoestische gitaar aan de stamtafel waren het begin van een mooie solocarrière als Friese troubadour. “Of ik me beperk door in het Fries te zingen? Ik denk dat het juist mijn kracht is geworden. Frysk is gewoan in hiele moaie taal.” Wilkens leeft al bijna dertig jaar van de muziek. Hij heeft niet meer nodig dan wat hij daarmee verdient. “Mijn insteek is altijd geweest: wat vind ik het mooiste om te doen. Niet hoe ik het meeste geld kan verdienen. Dan was ik wel binnenhuisarchitect geworden.“

Hij ambieert ook geen landelijke bekendheid, al heeft hij wel eens een uitstapje gemaakt naar het Engels. Dat werd geen succes. ”Ik belandde bij programma’s als Los Vast en Hollands Glorie. Leuk om mee te maken, maar geen wereld waarin ik me thuis voel. Ik ben er gewoon niet geschikt voor. Je wordt je door zulke ervaringen alleen maar bewuster van wat je echt wilt.” It paad werom Een van zijn bekendste nummers is It paad werom. “Dat heb ik geschreven voor de jaarlijkse âldjiersoertinking in de kerk van Marsum, eind 1999. Dat is geen dienst, gewoon een mooi samenzijn. Ik heb het daar eenmalig gezongen met de band Van Wieren, het korps en het koor. Daarna speelde ik het op de afsluitende avond van Simmer 2000 met het Noord Nederlands Orkest. Omrop Fryslân herhaalde die uitzending steeds en het werd een hit.” Het nummer wordt regelmatig gedraaid bij uitvaarten. “Dat ontstaat dan, dat heb ik me nooit gerealiseerd toen ik het maakte.”

Berenburg

De coronaperiode was lastig, maar Piter trok zijn eigen plan. “Het is natuurlijk verschrikkelijk als je niet mag optreden en ik werd er ook boos van, maar dat is zinloos. ”Hij maakte een nieuwe plaat én een boek over berenburg. Er zijn twee soorten naar hem genoemd, waaronder De liter fan Piter en nu is er dus ook een boek. “Berenburg is cultuurhistorie. Het was bedoeld als medicijn; de kruiden die erin zitten zijn overal goed voor. Ik kan er echt uren over praten. Mijn vrienden zeggen dan: dêr hast Piter wer mei syn berenburg evangeelje.” Hij bezocht met fotograaf Niels en popjournalist Harry de Jong historische plaatsen die met berenburg te maken hebben. “Ik mar swetse oer berenburg en Harry mar opskriuwe.” Het uitgangspunt was niet om zoveel mogelijk exemplaren te verkopen; Piter wilde gewoon een mooi boek maken. “Ik denk dat je daarmee het verst komt.”

Je eigen pad kiezen

Het is de rode draad in ons gesprek. Ik ben fan van It paad werom, maar nog meer van de manier waarop Piter Wilkens zijn pad vooruit kiest: doen waar je gelukkig van wordt, dan komt het wel goed. Zijn ouders stonden altijd achter hem, wat hij ook deed. “Ik heb mijn kinderen ook altijd voorgehouden om te doen waar ze gelukkig van worden. Mijn zoon studeert archeologie. Dat vond hij als kleine jongen al prachtig. Geen idee of er veel werk in is, maar die jongen ís gewoon een archeoloog. Nou, dan moet je dat doen. Mijn dochter is altijd gek op dieren geweest en heeft werk in die richting gevonden.”

Piter vindt het jammer dat zijn kinderen en eventuele kleinkinderen (“ik hoopje nochris pake te wurden”) in een hele andere wereld opgroeien dan hij. “In onze tijd was er groei, nu leven we in een neergaande tijd. Maar ik ben geen pessimist. Je moet hoop houden en blijven werken aan de toekomst. En naar elkaar luisteren. Voor- en tegenstanders van wat dan ook hakken verbaal op elkaar in. Dat schiet niet op.” Piter is geen protestzanger, maar maakt af en toe wel een nummer over een maatschappelijk onderwerp, zoals Pleatsen yn ‘e brân. “Ik houd niet van liedjes waarin je zegt hoe het moet. Maar je kunt het wel benoemen.”

Wereldorkest

Al is Piter een solist, hij werkt graag samen met anderen. “Ik heb kortgeleden nog optreden met het Fries Seniorenorkest. Prachtig!” Heeft hij nog wensen voor de toekomst? “Ik zou het geweldig vinden om mijn nummers te brengen met een soort wereldorkest. Met muzikanten uit verschillende culturen en aparte muziekinstrumenten. Ik denk bijvoorbeeld dat het nummer Knoopkes een hele mooie salsa kan worden.”

Leeuwarden

Marsum is zijn dorp, maar Leeuwarden zijn ‘stadsje’. “Ik heb er gevoetbald, op school gezeten, ging er op stap en ik kom er bijna elke dag.” Hij schreef ooit de ode De Liwwarder Blues. “Dat nummer is Leeuwarder humor. Als ik vroeger met mijn vader naar Cambuur ging, dan zat er altijd een stel oude mannetjes op de tribune. ‘Ik hew ut al lang sien, ut wudt weer niks. Ik gaan naar huus, ut is niet om aan te sien’. Twee weken later zaten ze er gewoon weer. Met hetzelfde commentaar.”

Een van de lezers wil graag weten of Piter voor Cambuur of Heerenveen is. “Als Cambuur tegen Heerenveen speelt, dan ben ik voor Cambuur. Dat is myn klupke. Maar ik ben niet tegen Heerenveen, ik ben een voetballiefhebber. Dat polariseren, daar heb ik niks mee. Wist je dat in de jaren zeventig in het Cambuurstadion het Friese volkslied werd gezongen voor een wedstrijd? Als ik dat nu vertel gelooft niemand het, maar het was echt zo!”

Ouder worden

Hij is drieënzestig, maar leeftijd is voor Piter geen issue. “Daar houd ik me helemaal niet mee bezig. Je hebt oude mensen die jong van geest zijn en jonge mensen die zich oud gedragen. Ik sta midden in het leven en heb het hartstikke druk. Met lezen heb ik een bril nodig en mijn gehoor wordt er niet beter op. Maar verder voel ik me prima. Ik vind het wel jammer dat je op een gegeven moment afscheid moet nemen van het leven, want dat is nog veel te leuk. Je witte net wat je noch te wachtsjen stiet. Mar ik bin fit en sûn, ha it moaiste wurk dat der is, mei de bern giet it goed, ik ha wer in hiele goede relaasje en geweldige freonen. Wa kin dat no sizze?”. ■

Foto’s: Simon van der Woude/Boukje Wiersma

Tags
Show More

Related Articles

Geef een reactie

Back to top button
Close
Close