De moeder van Ritsko van Vliet overleed toen hij twee jaar was. Door het artiestenleven van zijn vader verbleef hij tijdens zijn jeugd bij meer dan tien pleeggezinnen in Leeuwarden. In persoonlijke verhalen vertelt Ritsko over zijn jeugdervaringen en de buurten waar hij toen woonde. Dit keer deel zeven. De eerste zes delen kun je teruglezen op www.seniorenkrant.nl
Helaas moest ik na driekwart jaar ook het Cambuurplein achter mij laten. Dit keer was het mijn eigen schuld. Ik had geld ‘geleend’ uit de kas van de snackbar. Mijn gastouders wilden mij, volkomen terecht, niet meer onder hun dak hebben.
Ik verhuisde naar de Archipelweg 73; een bovenwoning aan de rondweg. Daar woonde een arbeidersgezin dat naast hardwerkende kostgangers ook jongeren in huis nam. Onlangs sprak ik met de toenmalige zoon des huizes. Hij vertelde dat zij verzoeken kregen van Pro Juventute, een vereniging die zich bekommerde om kwetsbare jeugd. Zou ik dan toch op de radar van jeugdzorg hebben gestaan?
Melkpoeder van de Lijempf
Het hoofd van het gezin werkte bij de Lijempf (Leeuwarder IJs- en Melk). Daar ‘profiteerde’ ik van mee, want als ontbijt kreeg ik iedere dag Brinta met melk gemaakt van dat poeder. Niet erg smakelijk, maar wel gezond. De vader van het gezin zag ik weinig; hij bracht veel tijd door in zijn volière beneden achter het huis. Ik had daar niks mee, maar het ontroerde mij als ik vanuit de keuken zag hoe hij met bezieling de vogels onderhield. Achteraf bleek dat hij daar te vaak heeft gezeten, want hij overleed, vroeg in de zestig, aan een vogelhouderslong.
De zonen waren iets ouder dan ik. Zij hebben de basis gelegd voor mijn muziekkennis en -voorkeur. Ik was nog van de 45-toerenplaatjes, maar zij draaiden alleen maar albums. Ik maakte kennis met Led Zeppelin, Pink Floyd en Frank Zappa, muziek die ik amper hoorde op mijn transistorradio. De grootste indruk maakte Chicago (Transit Authority) met hun gelijknamige debuutalbum. Onder het nummer Beginnings schalden de trompetten tegen de ramen van de kleine woonkamer. Bij I’m A Man (bekend van de Spencer Davis Group) trilde de dunne vloer van de bovenverdieping bij de lange percussiesolo.
Wankele stoelen en asbakken vol peuken
Ik keek enorm op tegen het oudere tweetal. De oudste zat op de kweekschool en de andere bezocht de Middelbare Detailhandelschool. Met een paar vrienden hadden zij, net als de Leeuwarder band Pugh’s Place, een onbewoonbaar verklaarde woning in de Smidsbuurt achter de Hollanderdijk. Een klein arbeidershuisje zonder toilet, want stromend water zat er niet in. Wel elektriciteit, zodat in het duister een lichtje brandde en de platenspeler draaide. Beneden stonden een uitgeleefde bank met wat wankele stoelen en asbakken vol peuken. Boven lagen in drie kleine kamertjes matrassen voor ‘je weet wel’. De avonden en nachten heb ik niet mogen meemaken, daarvoor was ik te jong, maar na lang aandringen kreeg ik de sleutel om er overdag rond te struinen. De mannen hadden wel uitdrukkelijk tegen me gezegd dat ik geen ruchtbaarheid mocht geven aan dit buitenkansje, bang dat ook mijn HAVO-klasgenoten de spijbeluren daar door zouden brengen.
Let’s spend the night together
Dit was mijn kans om samen met een meisje elkaars onbekende lichaamsdelen te verkennen. Quasi geroutineerd legde ik op een middag Let’s Spend The Night Together op de pick-up, waarna mijn goochelvingers heel onwennig een weg probeerden te vinden langs een strakke broekriem richting een protesterende panty. Het condoom dat ik ruilde met een single van Otis Redding is nooit gebruikt en maanden later uitgedroogd weggegooid. Het zou nog lang duren voordat ik ook I’m A Man kon zingen. De tijd aan de Archipelweg maakte mij zelfbewuster. Voor het eerst vertelde ik mijn vader hoe ik mijn leven wilde inrichten. Hij leefde inmiddels in de winter van de WW, die hij in de zomer opbouwde in het hotelvak; hij was chef de reception in het chique Rembrandthotel in Noordwijk. Ik kon nu in de wintermaanden bij hem intrekken op de Pilotenespel. Toen hij in het voorjaar weer naar de Noordzeekust vertrok, besloot ik zelf waar ik ging wonen. Om de hoek bij het gezin van een Indische vriend.
Mijn kamer aan de Archipelweg werd overgenomen door een recalcitrante jongere, die hele avonden op zijn gitaar zat te pingelen. Een paar jaar later brak hij door met zijn Shakey Sam Bluesband. Uiteindelijk kon hij zijn leven niet op de rit krijgen en maakte er op 30-jarige leeftijd een einde aan. Nu ik dit schrijf, besef ik meer dan ooit hoe dankbaar ik mag zijn dat ik aan de goede kant van het leven terechtkwam. De periode aan de Archipelweg heeft daar zeker aan bijgedragen. ■
Foto’s: collectie HCL / Piter Doele