De dagen worden korter, overal schijnen lichtjes. Alles lijkt gezellig in december maar dat is niet zo achter iedere voordeur. en hoe gaan we daar mee om? ieder huisje heeft zijn kruisje, zo ook dat van Johanna.
Ze zit aan de ronde tafel in de achterkamer. Het is vroeg donker, enkele schemerlampen maken de ruimte knus. Er ligt een mooi geborduurd kleedje op de tafel met daarop een dienblad met zes kop en schotels. Johanna heeft net de plaatselijke krant uit de brievenbus gehaald en een mok koffie staat klaar. “Zo, een moment voor mezelf”. Bij die gedachte glimlacht ze, ieder moment van de dag is immers voor haarzelf.
De eerste kerstkaarten staan al op het dressoir, naast de vele foto’s van de kinderen en kleinkinderen. Twee zijn geëmigreerd en de derde woont op twee uur afstand. “Dat waren nog eens tijden”, mijmert ze. Met Kerstmis alle kinderen thuis, een drukte van belang, maar zo gezellig. En Piet kon zo goed met de kleintjes overweg, niets was hem teveel. Ze waren gek met hem. Zij ook trouwens. Tot haar grote verdriet begaf zijn hart het drie jaar geleden. Zo maar, tijdens een wandelingetje, hij was ineens weg…..
Het alleen zijn viel niet mee. Maar kranig zette Johanna door met de dingen die ze altijd deed: de boekbesprekingen met vriendinnen, om en om bij iemand thuis, haar zangmiddag en iedere dag een eind wandelen. Piet zou het niet anders gewild hebben.
Tot corona. Ze kwam ineens de deur niet meer uit, want ze was bang voor dat gekke virus. Boodschappen bestelde ze bij de supermarkt. Er werd bijna dagelijks geskypet met de kleinkinderen, het hoogtepunt van de dag. Bij de gedachte aan de grapjes en verhaaltjes lichten haar ogen op. Ze had nog een voorraad boeken liggen die nu goed van pas kwamen. Eigenlijk was ze best wel tot rust gekomen. Er was alle tijd om te mijmeren over Piet, foto’s te bekijken van hun gelukkige jaren samen; ja, ze had zich prima
vermaakt. En de telefoongesprekken met de vriendinnen waren fijn, maar wel anders. Ze kon het niet duiden, maar er kwam afstand.
Na de lockdown kwam een buurvrouw aan de deur om te vragen of ze meeging naar een braderie. Ze heeft nee gezegd, want ze vindt het spannend om weer tussen de mensen te zijn. Haar vriendinnen willen weer starten met de boekbesprekingen. Er is een nieuw boek uitgekomen: De wandelaar van Adriaan van Dis. Een cadeau van de bibliotheek, dat je uitnodigt om in gesprek te gaan. “Verleg je grens, vergroot je wereld” leest ze op de achterzijde van het boek, dat haar vriendin alvast heeft gebracht. Het ligt nog ongelezen op tafel. Na de hele serie van ‘de Zeven Zussen’ moet ze even schakelen om met wat nieuws te beginnen. En weer bij elkaar komen voor een boekbespreking; ze heeft haar twijfels
Ze bladert de krant wat door en haar oog valt op een bericht: ‘Komt allen tezamen’…om een gezellige kerstmiddag te vieren! Met kerstliedjes, een verhaal en gedichten. ‘As de dagen tsjuster binne en nachten lang, ha we langstme nei ljocht en waarmte, blydskip en treast’, leest ze hardop. Ze loopt naar de boekenkast, haalt Het kerstfeest van twee domme kindertjes van W.G van de Hulst eruit en streelt de kaft. Ze gaat in gedachten terug naar haar kindertijd, met moeder naar het kerstfeest in de kerk. De grote kerstboom met echte kaarsjes reikte tot de kroonluchters. Het orgel dat vader bespeelde, de dominee die het verhaal voorlas en daarna mocht je van een zilveren schaal een kerstkransje pakken. Trots zat moeder naast haar als vader zo mooi het orgel bespeelde. Met warmte denkt ze terug aan die veilige omgeving.
Vorig jaar was er geen kerstviering. Ze had het heel erg gemist. Het samen zijn, het zingen, de magie. En nu kan het weer. Die nacht kan ze de slaap niet vatten en voelt zich erg alleen. Het gemis van Piet, de kinderen zo ver weg. Ook dit jaar kunnen ze met kerst niet allemaal bij haar komen. Ze hebben de kinderen alle kansen gegeven om uit te vliegen en dat deden ze. Daar moet ze vrede mee hebben, maar het wordt haar even teveel. Tranen met tuiten huilt ze, opgekropt verdriet, angst en woede om het verlies van Piet. Het wordt een donkere nacht, vol zelfmedelijden. Uitgeput valt ze tegen de ochtend in slaap. Als Johanna wakker wordt is het licht en de zon schijnt door een kier in de gordijnen op haar gezicht. Als een Jacobsladder. Ze gaat naar de badkamer en ziet haar rode ogen in de spiegel. Zo, dat ziet er niet best uit, maar op één of andere manier voelt ze zich wel beter. Opgelucht, blij dat het weer dag is. En wat voor eentje, met zonneschijn.