Oud-Cambuurspeler Johan Groote is een bekend gezicht in leeuwarden. Je ziet hem vooral op plekken waar gevoetbald wordt, altijd in een sportoutfit. Als kind was hij goed in veel sporten, maar zijn vader zei: Johan, dat kunnen we niet allemaal betalen. Hij koos voor het voetbal. “Mijn vader kon zelf goed voetballen, maar moest door tuberculose al op zijn 28e stoppen. de carrière die ik heb gehad was ook zijn droom.”
Op zijn zestiende speelde Johan al in het eerste elftal van Emmerschans. Scouts hielden hem in de gaten. “Ik wilde heel graag naar Go Ahead Eagles, want die club had destijds een hele goede voetbalschool.” Het was al rond, maar toen scheurde Johan zijn enkelbanden. “Daardoor ging het niet door. Een jaar later was Hans Kraaij sr. daar trainer en die vond dat hij al genoeg verdedigers had. Ik was er flink ziek van.”
Ook Cambuur had interesse en Johan werd uitgenodigd om een oefenwedstrijd te komen spelen. “Daar had ik geen zin in. Ik was nog steeds teleurgesteld over Go Ahead en zei: je neemt me of je neemt me niet. Ik had ook naar Veendam gekund, maar Cambuur voelde warmer én het was een Drentse enclave. Medespeler Roel Brinks uit Emmer-Compascuum had een knalgele Ford Capri met een zwart dak. Daar reden we mee naar huis als we vrij waren. Geweldig!”
Johan voetbalde tot zijn 32e voor Cambuur. Toch had het net zo goed anders kunnen lopen. “Ik woonde op een flatje met twee andere spelers. Na de wedstrijd van de beloften op zaterdagmiddag gingen we altijd met een ploegje op stap, Friesland verkennen. Tja, je bent jong, maar die vrijheid werkte niet. Drie andere jongens werden weggestuurd. Ik mocht blijven, maar het moest wel anders.”
Het was trainer Nol de Ruiter die Johan in het gareel kreeg. Hij zag mij voetballen en zei: “Wie is die dikke met dat lange haar?” Ik was in die tijd zes kilo te zwaar omdat ik een hele tijd geblesseerd was geweest. Nol zag mijn talent, maar gaf me flink op mijn donder. In de voorbereiding was ik volledig afgetraind. Cambuur regelde dat ik in de kost kon bij medespeler Thomas Haan. Die had een dochtertje van 2,5. Ik was gek met die kleine en werd haar grote broer. Ze gaven me een warm thuis en het roer ging om.”
Er is veel veranderd in de voetballerij; clubs zijn inmiddels miljoenenbedrijven. “Spelers hebben nu performancecoaches en trainers houden veel meer afstand. In mijn tijd was het gemoedelijker, we trokken veel met elkaar op. Op maandag gingen we uitlopen in het Bos van Ypey, dat was onze krachttraining.”
Johan is een echte Cambuurman, maar hij is vooral voetballiefhebber. “De derby leeft vooral bij de fans. Er zijn mensen die via de polder naar Zwolle rijden om het Abe Lenstra stadion te vermijden. Ik ben 200% voor Cambuur, maar ik ga ook gewoon naar een wedstrijd van SC Heerenveen. Voetbal overstijgt voor mij de clubs.”
Johan speelde voor Cambuur meer dan twintig derby’s en scoorde daarin, als verdediger, tweemaal. “Corners en penalty’s leverden me nog wel eens een goal op.” De komende derby kijkt hij thuis op de bank, samen met zijn Janny. “Mijn vader sprak tegen haar ooit de legendarische woorden: “Je houdt ons Johan toch niet van het voetbal af hè?” Gelukkig voor Johan én Cambuur deed Janny dat niet.